VIEILLES MAISONS FRANCAISES. AVR 1972. In-12. Broché. Bon état, Couv. convenable, Dos satisfaisant, Intérieur frais. 125 pages. Nombreuses photos en noir et blanc dans et hors texte.. . . . Classification Dewey : 720-Architecture
Sommaire : Les châteaux privés, par A. ROMAN .Le Paysage Breton..Le dessin de DON La chronique de Beaumesnil (Eure), par Jean FURSTENBERG ..Pouzauges (Vendée), par P. FLettre de Mon Moulin, par Philippe JULLIAN .Château de Magnitot (Val d'Oise), par L. de MAGNITOTNotre concours des Erreurs La Houssaye près de Sens (Yonne), par Arthus de BUSSET .La belle histoire du Moulin de la Galette, par D. DONZETCadrans Solaires Le Parc Naturel du Haut-Languedoc et les Vieilles Maisons Françaises, par OlivierCEBE Préservons l'esprit du Languedoc, par Georges HIRTZ ..Les deux châteaux de Fages (Dordogne), par Louis DURAND ..Nuisement-aux-Bois (Marne), par LA CHARIE MACHET Ces vieux murs de feuilles vêtus, par René PECHERAT..La Journée des Vieilles Maisons Françaises rLa Galerie des Cerfs du Palais de Fontainebleau, par R. de CIDRAC Programme de la Journée ..Le nouveau concours V.M.FRubrique Juridique et Fiscale, par B. DUMAS de RAULY :Les droits de succession et de donation sur les Monuments Historiques . .Le château et l'exploitation agricole Prix d'architecture de la Chambre Syndicale des Agents immobiliers de Paris,par J. SERRUYS ..Procédure d'obtention de la carte « Patrimoine Historique » ..Activités Régionales .Carnet La critique de Jacques de RICAUMONT, ouvrages reçus, sociétés, revuesRubrique Immobilière, divers .. Classification Dewey : 720-Architecture
Hirmer, 1997, in-Folio, 322 S., riech illustriert, Original-Leinenband. Orig.-Umschlag farbig.
Phone number : 41 (0)26 3223808
Roma, La Libreria dello Stato, 1950. 12 x 19, 112 pp., 72 illustrations, broché, bon état.
"Edition en français; traduction de Jean Fricker."
Zodiaque, 1988, gr. in-8vo, 325 p., ill. de nombreuses photos n./b. en héliogravure, reliure en toile originale. Jaquette ill.,
Phone number : 41 (0)26 3223808
Gent, Museum van Hedendaagse Kunst, 1988 originele doos met 3 boekje compleet, .
Exhibition catalogs. Tentoonstelling 00/00/1988-00/00/1988 Gent. Museum van Hedendaagse Kunst, Artschwager, Biberstein, Karel Diericks, Jan fabre, Goodwin, Klemm, Leroy, Newman, Partenheimer, Salvadori, Van Den broeck, Virtue, + 2 books of BEUYS & WOLS vol 1+2.
Rombouts, Iris [edit.] Olyslaegers, Jeroen /Maeterlinck, Maurice /De Cordier, Louis /Fabre, Jan / Arocha, Carla / Schraenen, St phane /Libertiny, Tom ? / Beuys, Joseph /Roggen, Koen/ Wright, Andrew/ Van Lent, Michael/
Reference : 51866
, [ander]-zijds, 2018 softcover, PB, 300 x 230 mm, 208 pages, English edition. ISBN 9789082808025.
Hoe vergroot je het bewustzijn over de milieuproblematiek en de gevolgen daarvan voor de bijenpopulatie zonder als zeurende wereldverbeteraar uit de hoek te komen? Door het brengen van een positief verhaal waarin dit bijzondere insect een glansrijke hoofdrol vertolkt. Dat is precies wat art director Iris Rombouts doet in het kunstboek 'The Poetry of the Bee' dat op 25 oktober verschijnt. De bij bestuift meer dan 80 procent van alle bloeiende planten en is onontbeerlijk voor onze voedselketen. Met uitsterven bedreigd, is de bij echter ook steeds vaker onderwerp van maatschappelijk debat. Net zo goed is de bij altijd al een bron van inspiratie geweest voor architecten, schrijvers, beeldend kunstenaars en zelfs voor volledige steden. 'The Poetry of the Bee' wordt niet voor niets ingeleid door schrijver en bijenactivist Jeroen Olyslaegers en eert de bij in al zijn bescheiden glorie. Verbeeld door oude meesters en hedendaagse kunstenaars, van Joseph Beuys tot Tomas Libertiny of Jan Fabre. Bewierookt door Nobelprijswinnaar Maurice Maeterlinck. Ook architecten Le Corbusier en Frank Lloyd Wright lieten zich door de bij inspireren en Wolfgang Buttress bouwde zijn kunstwerk 'The Hive' naar analogie met de bijenkorf. Stephane Schraenen en Carla Arocha maken in hun werk dan weer vaak gebruik van repetitieve patronen waarvan de perfecte vormen soms doen denken aan een honingraat. Het boek onderzoekt verder de mythische krachten van de Apis Mellifera en imkers van over de hele wereld laten zien dat een bij veel meer is dan de honing die hij produceert. Verder neemt 'The Poetry of the Bee' je mee naar 'The City of Bees', Manchester, waar bijen worden gehouden op het dak van de kathedraal en waar langdurige werklozen opnieuw aan werk worden geholpen dankzij de bij. Naast kunst, gedichten en fabelachtige verhalen met de bij als ster van de show, brengt 'The Poetry of the Bee' honingzoete beautytips, recepten en het werk van fotografen zoals Stephen Mattues, Diego Franssens, Filip Van Roe en Wout Hendrickx.
Antwerpen, Stuip , 1963, Bibliofiele uitgave ; map met 15 losse bladen en 4 linosneden (3 volblad).
Met linosneden van Wout Vercammen, E n van de 100 ex., niet genummerd. In originele map. Ex-bibliotheek Lucienne Stassaert
, Museum van Deinze en Leiestreek, 1985 Oorspronkelijk uitgevers omslag, 48 pages. 21x21cm.
Expo/ Tentoonstelling: Deinze, Museum Deinze en Leiestreek, 1985
, MER. Paper Kunsthalle, 2012 CD + HOESJE. ISBN 9789490693619.
MARKETPLACE 76 bevat een selectie van de muziek die Rombout Willems, Maarten Seghers en Hans Petter Dahl schreven voor de voorstellingen Marktplaats 76 (2012) van Jan Lauwers & Needcompany. De CD wordt uitgegeven naar aanleiding van een tentoonstelling die door zal gaan op 7,8,13, 14 en 15 september tijdens de premi re van Ruhrtriennale / Jahrhunderthalle, Bochum.
, Brepols - Harvey Miller, 2021 Hardback, vi + 780 pages, Size:220 x 280 mm, Language(s):English, Latin. ISBN 9781909400870.
Summary To what extent are the dead truly dead? In medieval society, corpses were assigned special functions and meanings in several different ways. They were still present in the daily life of the family of the deceased, and could even play active roles in the life of the community. Taking the materiality of death as a point of departure, this book comprehensively examines the conservation, burial and destruction of the corpse in its specific historical context. A complex and ambivalent treatment of the dead body emerges, one which necessarily confronts established modern perspectives on death. New scientific methods have enabled archaeologists to understand the remains of the dead as valuable source material. This book contextualizes the resulting insights for the first time in an interdisciplinary framework, considering their place in the broader picture drawn by the written sources of this period, ranging from canon law and hagiography to medieval literature and historiography. It soon becomes obvious that the dead body is more than a physical object, since its existence only becomes relevant in the cultural setting it is perceived in. In analogy to the findings for the living body in gender studies, the corpse too, can best be understood as constructed. Ultimately, the dead body is shaped by society, i.e. the living. This book examines the mechanisms by which this cultural construction of the body took place in medieval Europe. The result is a fascinating story that leads deep into medieval theories and social practices, into the discourses of the time and the daily life experiences during this epoch. TABLE OF CONTENTS ABOUT THE TRANSLATION FOREWORD INTRODUCTION The Constructed Corpse: Methodology, Structure, and Goals Burial between Norm and Practice St Augustine and the "Constructed" Sanctity The Staged Corpse No Fear of the Dead Body Parts and the Gaze Upon the Dead Body A Topic between Popular Hype and Historical Lack of Interest: The State of Research CHAPTER I: THE BURIED CORPSE The Corpse and the Resurrection The Soul, the Corpse, and the Beyond The Eternal and the Eternally Disturbed Grave Drowning and the Element of Baptism Cremating the Dead: Between Concern and Banning The Proper Burial in the Middle Ages The Quest for the Phantom: The "Standard" Burial in the Christian Middle Ages Symbolism of Light and the Position of the Dead in the Grave Solitary Burial and Group Affiliation of the Corpse The Corpse is Coming to the Living: The Cult of the Martyrs and the Burial with Saints The Development of the Church Graveyard Interment in the Time of Crisis War Dead and Their Graves Death as a Result of Epidemics, the Black Death, and Burial The Corpse Portrayed Summary CHAPTER II: THE HOLY CORPSE Real Presence and the Cult of Relics The Holy Corpse as a Self-Determined Being Transfer of Relics and Fragmenting of the Corpse Desired Relics, Corpse Desecration, and the Dead as a Valuable Treasure The Corpse as Proof of Sanctity "Corpus Incorruptum," Mumification, and Created Sanctity The Aromatically Smelling Corpse Innocent Liquids: The Leichen l Medieval Complementary Logic: The Corpses of the "Valde Boni" and the "Valde Mali" Summary CHAPTER III: EMBALMING AND THE PRESERVATION OF CORPSES Ancient Embalming in the Middle Ages Ancient Mummies and the Christian Occident "Aromatibus conditum"-The Biblical Model and Early Christian Embalming Embalming in the Time of the Merovingians Sanctity and (Repeated) Embalming Change of the Embalming Technique in the Time of the Carolingians Rotting and the Ideal of a Fast Burial Ritual of Burial and the Transport of the Corpse A New Method: Opening of the Corpse to Remove the Entrails and the Badly Smelling Corpse of Charles the Bald Embalming in the High Middle Ages Transfer of Corpses since the High Middle Ages Embalming in the Tenth Century Embalming in the Time of the Salian and the Hohenstaufen Dynasties Robert Guiscard, Sven Gabelbart, and Embalming in the Kingdom of England Embalming in the Kingdom of France The Desert and the King of Jerusalem Popes and Saints Roland, Henry the Lion, and the Deer Hide: Embalming Practice in the Literary Discourse Corpse Transport and Social Prestige: Changes in the Process of Embalming in the Course of the High Middle Ages Kitchen, Cooking, and the Treatment of the Corpse Cooking the Corpse-a "mos Teutonicus"? Boiling of Corpses in the Twelfth and Thirteenth Centuries The Bull "Detestandae feritatis" by Pope Boniface VIII from 1299 and the End of Boiling Corpses The White Bone: The Sanctity of the Boiled Body Individuals Charged with Taking Care of the Corpse and Corpse Washing Dissection of the Corpse and the Professionalization of Embalming Ar-Razi and Medicine in the High Middle Ages Henry of Mondeville, Guy de Chauliac, and the Process of Embalming in Late Medieval and Early Modern Medicine Innovations in High and Late Medieval Embalming Processes and the Anthropological and Archeological Data Opening of the Three Corporal Cavities The Application of Mercury Wax and Linen Galen and the Cold, Humid Corpse: Drying of the Corpse as a Technique in Embalming Aerial Drying of the Corpse Hygiene or the Preservation of the Corpse: Gypsum, Lime, and Hops Booming of Embalming: From the Eighteenth Century to Today Embalming, Preservation of the Body, and the Cult of Relics Summary CHAPTER IV: AUTHORITY AND THE CORPSE Visiting a Corpse-the Visit by a Corpse The Ruler's Corpse as a Sign of Victory The Specialists of Death and Their Ruler Clientele: The Location of the Grave and the Row of Corpses as a Means for Legitimization Conversion, Legitimacy, and the Beloved Bones of the Ancestors Summary CHAPTER V: THE COMMUNITY OF THE DEAD AND THE CORPSE IN THE "ORDO" Hierarchy of the Funeral Sites The Unclean Corpse and the Church as a Burial Site Old Age, Gender, and Kinship: The Hierarchy of the Burial Sites in Medieval Cemeteries Grave Donations Between Here and the Afterlife Clothing Provides Status to the Dead: Insignia of Social Class and the Identification of Corpses Pedum, Paten, Chalice, and Ring: The Burial of Priests and Bishops Crown, Scepter, Orb, and Royal Vestments: The Burial of Emperors and Kings Does God Forget the Names of the Dead? Tables with Inscriptions as Burial Objects and Inscriptions on the Sarcophagus Monastic Habit and Valuable Thread: Monks, Noblemen, Simple People, and Their Clothing for the Beyond Objects Useful for the Corpse Relics, Torture Instruments, and Hosts: Supporters for the Dead Written Documents, Indulgence Letters, and Seals as Documents of Faith Dead Pilgrims Plants and Herbs, Holy Water, Incense, and Coal: Funerary Objects Between Practice and Symbolism Shoes for the Day of Judgment Summary CHAPTER VI: THE CORPSE AND THE LAW The Corpse as the Interim Occupant of an Office The Corpse as Both Subject and Object of the Law The Corpse at Court Strikes with the Sword, Bleeding Corpses, and the Beginning of Forensics in the Middle Ages The Cemetery as a Place of Trial Marking Borders, Church Authority, and the Value of the Corpse The Funeral of the Corpse as an Economic Factor The Corpse and Marking of Borders Summary CHAPTER VII: THE LIVING CORPSE The Sleeping Dead and Its Physically Continued Life Signs of Life: Speaking, Bleeding, and Continued Growth of Nails and Hair Funeral Ritual to Prevent the Appearance of Revenants Placing Weights on the Corpse and the Separation and Breaking of the Legs Decapitation Impalement, Nailing Down, and Interment at a Crossroad Vampires in the Middle Ages? The Cremation of Revenants Obol and Payment of the Dead: Funerary Objects as a One-Way Ticket to the Afterlife? The Corpse Besieged by Demons The Active Corpse Summary CHAPTER VIII: THE DESTRUCTION AND DESECRATION OF CORPSES Deviation from the Funerary Ritual as Punishment and Exclusion Denial of Burial in Sacred Ground On Children Under the Church's Eaves and Pilgrimage Sites: The Unbaptized Dead and Children According to Archaeological Data Suicide and the Corpses of Suicide Victims Excommunicated Corpses and Death Under the Interdict The Example of Emperor Henry IV A Few Years of Eternity, or Was There a Permanent Exclusion of Those Who Had Been Excommunicated The Last of the Hohenstaufen and Their Excommunication: Conrad IV, Manfred of Sicily, and Conradin the Younger The High Medieval Debate on the Punishment of Corpses Exhumation as a Weapon in the Fight Against the Cathars The Growing Concern with the Moral Integrity of the Dead: Individuals Responsible for Church Desecration, Those Who Rejected Confession, and Those Dead Who Had Died without Their Guilt Having Been Forgiven and Atoned In the Case of Doubt Against the Dead: The Liturgists' Fear of the Unknown and the Foreign Death with the Lance in Hand: The Burial of Those Who Had Died in a Tournament The Burial of the Executed Being a Warrior and a Christian: The Exclusion from Burial in Light of Discourse Theory Corpse Desecration The Case of Pope Formosus Corpse Desecration as a Punishment The Ruler's Corpse and the Use of Scalps: Corpse Desecration as a Sign of Physical Superiority Burning and Physical Annihilation The Symbolism of Fire Death by Fire in the Early Middle Ages: Arsonists, Sodomites, Poisoners, Magicians, and Unusual Women The Burning of Heretics and Witches in the High and Late Middle Ages The Destruction of Corpses in the Early Modern Time The Humble Corpse Burial in Simple Clothing The Corpse Placed on Ash Paradise and the Naked Earth: The Burial Site as a Sign of Christian Humility The Penitent Approaching the Day of Judgment: Pippin the Short and Prone Burial Humility of the Medieval Corpse Summary CHAPTER IX: THE CORPSE AS MEDICINE AND MIRACLE CURE The Corpse as Royal Blessing? The Corpse as a Medium to Create Miracles and Magic Charges Against Heretics, Witches, and Jews: Ritual Murder and Mirroring the Eucharist The Corpses of Executed People as Medicine "Mumia vera"-Mummies as a Medical Drug Building Sacrifice and the Corpse as a Weapon Summary CHAPTER X: HEART, HEAD, AND HAND-THE BODY PARTS OF CORPSES FROM AN ANTHROPOLOGICAL AND ANATOMICAL PERSPECTIVE The Practice of Multiple Burials in the High and Late Middle Ages Heart Head Hand Summary EPILOGUE BIBLIOGRAPHY List of Abbreviations Sources Research Literature INDICES Index of Bible passages Index of Names Index of Places
Paris, Librairie Hachette & Cie 1909 In-4 32 x 25 cm. Reliure demi-basane rouge, dos à nerfs encadrés de petits fers dorés, 290 pp., 40 planches hors-texte, appendice, index alphabétique, table des gravures, table des matières. Reliure légèrement frottée, faibles épidermures, intérieur frais.
Bon état d’occasion
BOURGES P. A. Manceron 1824 Un volume in-8°, (6) VI 322 (1). Reliure en demi-basane fauve, dos lisse muet, tranches peintes (reliure ancienne). (coupes et coins frottés, couverture maladroitement restaurée, décharges de colle en bordure intérieure sur cinq feuillets de texte et sur les planches, trou de cigarette sur 3 feuillets, petit manque en pourtour du feuillet 255-256). 4 planches gravées in fine.
Edition originale
Hachette 1933 In-8 cartonnage éditeur. 24 cm sur 18. 159 pages. Frontispice. Plusieurs planches en noir et blanc. Intérieur frais. Bon état d’occasion.
Bon état d’occasion
(Malmö, 1949). 4to. Smukt privat hldrbd. i rød maroquin, ophøjede bind på ryggen, rygforgyldning. (G. Hedberg). Indbundet med orig. omslag. Ryggen falmet. (6),431 pp. Illustr.
Editions des 4 seigneurs Relié 1971 In-folio (27,3 x 43,2 cm.), reliure cartonnée bleue aspect maroquin, 82 pages de texte, 7 planches en noir in fine + 1 dépliante, 1 de 500 exemplaires numérotés sur vergé à l'ancienne (n°109), réimpression en fac simile de l'édition de 1778 ; quelques petits frottements aux plats, mors fendus aux coiffes (sur 2 cm au mors inférieur en tête, sur 7 cm au mors inférieur en queue), par ailleurs bon état. Livraison a domicile (La Poste) ou en Mondial Relay sur simple demande.
In-8 cartonné, Franz Deuticke, 1915, VIII + 496 pp. Petite tache sur le premier plat, quelques pages un peu écornées, bon état par ailleurs. Bel exemplaire de ce titre richement documenté et illustré. Poids 1,3 kg. Envoi Colissimo. Frais d'envoi 9,15 euros sur la France, 18,05 UE et Suisse, entre 25,05 et 42,95 euros pour le reste du monde, à spécifier selon zone. Possibilité de remise en mains propres sur Paris, possibilité d’envoi MONDIAL RELAY ou "LIVRES ET BROCHURES", n'hésitez pas à me contacter avant de passer commande. Twitter : @Pontneuf06.
, Brepols, 2024 Paperback, 218 pages, Size:216 x 280 mm, Illustrations:29 b/w, 169 col., Languages: English, German. ISBN 9782503614038.
Summary This book combines the Greek and Gothic Revival phenomena in the period between 1750 and 1850, showing the common cultural background of these artistic trends referring to the past. It presents examples from almost all over Europe. In addition to the introductory text problematizing the idea, there are studies of more detailed issues - topographic shots presenting the aforementioned phenomena within artistic regions, presentations of projects undertaken by outstanding personalities of the era, as well as analyses of individual assumptions or works. TABLE OF CONTENTS Foreword Klaus Niehr, Without Dividing Lines: Greek, Roman and Gothic Revivals Maria Nitka, The Ittar Family: An Example of the Internationality of the Greek Revival Christina Clausen, Pictorial Imagination of the Gothic Revival: Architectural History of the Middle Ages in Paintings by Schinkel, Ahlborn and Hasenpflug Irene (Rena) Fatsea, 'Romantic Classicism' as a Critical Key to Modernity Contrasting Receptions of Greek Architecture in a Transnational Context Thodoris Koutsogiannis, Greek Revival Architecture in Greece: A National Style as Repatriation Arvid Hansmann, Ein dezenter Klassizist und ein pragmatischer Romantiker. Die Sakralbauten von F.W. Dunckelberg (1773-1844) und F.W. Buttel (1796-1869) im einstigen (Gro -)Herzogtum Mecklenburg-Strelitz Romuald Kaczmarek, Neugotik in Schlesien um 1800. Rundblick und Forschungslage Heiner Krellig, Greek, Egyptian and Venetian Medieval Monuments in the Lost Garden of 'Alticchiero' on the Banks of the River Brenta, near Padova Stephan Lehmann, Der Schlossumbau in Erbach und die Anlage des Englischen Gartens Eulbach (Odenwald) als fr he Zeugnisse des romantischen Historismus Urszula Bo?czuk-Dawidziuk, Die Inspirationsquellen f r die Wiederbelebung der griechischen Antike und der Gotik in der Gartenarchitektur des Landschaftsparks in Buchwald Agata Kubala, 'We are all Greeks': The von Hoym Family Mausoleum in Brzeg Dolny (Lower Silesia) in the Context of the European Hellenomania Jerzy Krzysztof Kos, Landhaus in Rosenthal (Miros?awice). Antike und Politik in der preu ischen Architektur um 1800 Ruurd Binnert Halbertsma, Dark Masses versus Excellent Proportions: A Classicist's View of Gothic and Classical Architecture Susanne Mersmann, Gothic and Greek Art in a Globalized Scheme by Viollet-le-Duc in His Instructions for the Mus es du Trocad ro in Paris Athena S. Leoussi, Modern Renaissances: Reconciling the Greek Revival with the Gothic Revival, Athens with Jerusalem, in Nineteenth-Century European Culture and Art
Antwerp, Stockmans, 2023 softcover, 176 pages, 220.x 290 mm Illustrated. English. ISBN 9789464363364.
Man Ray was a widely versatile artist who worked with a range of different media and did not like to be pigeonholed. Fashion as such did not seem to be a particular interest of his, but dressmaking was part of his youth and photographing fashion played a crucial role throughout his career. The way he portrayed women and their clothing continues to influence fashion photographers today. Man Ray used new and unexpected angles, employed artistic staging, and applied such innovative processes as solarization and multiple exposure to his fashion photography. In recent decades, fashion designers continue to find inspiration in his Surrealist imagery. This is most notably true for Belgian designers, with their avant-garde mindset. Completely in line with the concept of Surrealism, these references are often subconscious. The first reference to Man Ray in Belgian fashion, however, was in fact explicit and can be placed squarely at the entrance of the Brussels-based Norine couture house. ... Fashion not only provided an income and international recognition for Man Ray but also influenced his visual language. That vocabulary had been nurtured from an early age by dressmaking attributes that must un-avoidably carry more meaning for a tailor?s son than for someone else. His images of mannequins and fragmented body parts were consistent with the visual language of the Surrealists, and were, under the influence of his fashion photography, not only uncanny but also aesthetically appealing. His visual art and his commercial photography were not separate from one another, and he was moreover one of the first Surrealist artists to recognize the artistic as well as the commercial potential of mass media. Expo Man Ray and Fashion in MoMu Antwerp. Man Ray and Mode, MoMu - ModeMuseum Antwerp, 22 April - 13 August 2023
Ronald De Meyer, Mil De Kooning, Laurence Vanackere, Hedwig Speliers, Gert Van Conkelberge, Van Hulle
Reference : 57906
Mechelen, aa50 / Vlees & beton, 1998 softcover, 164 pages, illustraties z/w, NL edition. Vlees en beton. -vol. 35- 36. ISBN 9090113452.
Peter Callebout studeert in 1937 af aan de Academie voor Schone Kunsten te Brugge en gaat als autodidact in de leer in het atelier van zijn vader, architect Ernest Callebout, met wie hij van 1934 tot 1952 samenwerkt. In 1939 wordt Callebout na het afleggen van examens geregistreerd als architect. Callebout vertegenwoordigt Belgi op het laatste CIAM-congres in Otterlo (Nederland) in 1959 en maakt in 1957 en 1960 deel uit van de jury van de Prijs van Rome. Hij gaat van 1960 tot 1962 een vennootschap aan met zijn leerling Fernand Sohier in 'Atelier CS', van 1967 tot 1970 is hij, als hoofd van een ontwerpatelier en docent constructie, verbonden aan de architectuurschool van La Cambre. Hij was lid van verschillende beroepsverenigingen, onder meer de Belgische Union of Designers en de Londense Architectural Association. Vanaf 1967 werkt hij samen met zijn voormalige stagiair Paul Vi rin. In 1969 verhuist Callebout naar Brussel, na zijn dood in 1970 worden onafgewerkte projecten verdergezet door onder meer architecten Willy Van Der Meeren, Jo l Claisse en Paul Vi rin. Filosofie, vormgeving, materiaalkeuze, interactie omgeving Callebout wordt door zijn tijdsgenoten beschreven als een dandy. Hij zag architectuur niet als een broodwinning maar als een creatieve levenswijze, waarbij hij enkel inging op interessante opdrachten. Essentieel daarbij was een nauwe relatie tussen architect, bouwheer en aannemer. Zijn bouwwijze wordt getypeerd door 'eenvoud', 'discretie' en 'raffinement'. De woningen vallen op door de nauwe verwevenheid van architectuur en landschap en een traditioneel materiaalgebruik met streekeigen materialen (hout, glas en baksteen). Het respect van de architect voor de omgeving en het streven naar integratie van het gebouw in het omringende landschap komt vooral tot uiting in zijn realisaties in de duinenverkaveling te Nieuwpoort-Bad. Callebouts oeuvre vat zich samen in rationele en streekeigen architectuur met uitgepuurde binnenruimten. Zijn ontwerpen kennen een belangrijke dialoog interieur-exterieur: de gevel als een gestileerde vertolking van de inwendige planopdeling, die op haar beurt inspeelt op de toevalligheden van de site. Plattegronden worden herleid tot een minimale compositie van lijnen, die in eerste instantie een maximaal ruimtegevoel uitdrukken. Naast het Mies van der Rohe adagium 'less is more' zijn in Callebouts oeuvre invloeden van Wrights organische architectuur en de traditionele Japanse en naoorlogse Scandinavische architectuur te onderscheiden. Tevens vallen gelijkenissen op met de Internationale Stijl, met o.m. architecten Marcel Breuer, en Richard Neutra. Callebout liet zelf geen schriftelijke bronnen over zijn architecturale opvattingen na. Wel publiceerde het tijdschrift "Plan" in 1964 een discussie met architecten Van der Meeren, Braem, en andere over de zin van architectuur, waarbij Callebout stelt: "Heeft architectuur nog zin?" en "Mijns inziens moet architectuur verdwijnen eer er weer van architectuur sprake kan zijn". Oeuvre Callebout liet een klein maar kwalitatief oeuvre na, bestaande uit een bescheiden aantal eengezinswoningen over heel Belgi , voornamelijk geconcentreerd in West-Vlaanderen. Voor een Belgische opdrachtgever ontwierp hij zelfs een vakantiewoning in de Provence. Het zijn kwalitatieve ontwerpen met een tijdloos karakter in hun eenvoud van compositie en materiaalgebruik. Zijn eerste persoonlijke werk is de woning van kunstenares Yvonne G rard in Namen (ontwerp 1949, uitvoering 1951), waar al de toon voor zijn later werk naar voor komt: gebruik van streekeigen materialen in een kwalitatief sober eigentijds ontwerp. In de periode 1955-1957 ontwerpt hij drie bel- tage woningen: woning Grauwels te Oostende (in samenwerking met R. Meyer), woning Pintelon te Oostende, woning Pauwels te Blankenberge (afgebroken). Voor deze laatste ontvangt hij de 'Speciale Prijs voor een bescheiden woning' in de wedstrijd van het Nationaal Houtvoorlichtingsbureau (1955). In Nieuwpoort tekent Callebout voor de Soci t Immobili re et Mobili re du Littoral (SIMLI) in 1955 het verkavelingsplan voor een villapark in de duinen, een organische aanpak die rekening houdt met het duinenreli f, maar die door de SIMLI echter niet wordt gevolgd. Callebout kan bij de projectontwikkelaar wel een zone voor 'moderne architectuur' afdwingen. Zijn utopie was een plaats te cre ren waar nationale en internationale vermaarde architecten konden experimenteren. In de periode 1955-1968 ontwerpt hij verscheidene perfect in de omgeving ge ntegreerde villa's en bungalows, waaronder een dubbele woning voor E. De Saedeleer (1955-1957), zijn eigen woning (1956) en vakantiewoning Six (1959). Deze huizen behoren tot zijn belangrijkste verwezenlijkingen, gekenmerkt door de nauwe verwevenheid van architectuur en landschap en het aanwenden van streekeigen materialen (hout, glas en baksteen) in grote platte en effen vlakken. Reeds op het einde van de jaren 1960 krijgt de wijk een voorbeeldstatus en wordt in binnen- en buitenlandse tijdschriften beschreven als een van de enige kwalitatieve verwezenlijkingen aan de Belgische kust. Meuris schrijft bij een artikel naar aanleiding van Callebouts dood over een bedevaartsoord voor jonge architecten: "... qui imposa le p l rinage de Nieuport de jeunes architectes". Architectuurkenner Bekaert stelt al in 1971 dat moderne Belgische architectuur uit de jaren 1950 gekenmerkt wordt door middelmatigheid en daartegen het werk van architecten als Callebout, Brodzki, Jacqmain afsteekt: "een verademing in vele opzichten betekent de vakantiewoonwijk die P. Callebout voor zichzelf en enkele vrienden te Nieuwpoort bouwde"... "vormt temidden van de krampachtige gezochtheid en de geestelijke bloedarmoede, een bijzonder verdienstelijk geheel". Typisch voor jaren 1950 is de interesse voor modules en dragende skeletconstructies. Callebout had een voorliefde voor hout en was sterk ge nteresseerd in industrialisatie, mechanisatie, automatisatie en rationalisering van het ontwerp- en bouwproces. Hij was ook ge nteresseerd in zuiniger grondstoffengebruik en de technische mogelijkheden van het hout voor toepassing in de bouw. Zo ontwikkelt hij prototypes voor houten prefab woningen die in 1956 en 1961 op het Internationaal Houtsalon van de Gentse Jaarbeurs worden voorgesteld. Samen met bevriend kunstenaar Marc Mendelson verzorgt Callebout de inrichting van paleis 2 op Expo 58, ter ondersteuning van de kunsttentoonstelling "50 ans d'art moderne". Zijn samenwerking met Fernand Sohier in 'Atelier CS' levert tweemaal een eerste vermelding op in de Prijs van het Nationaal Instituut voor Huisvesting: in 1962 voor de woning Lef vre te Sint-Kruis-Brugge (1961), in 1963 voor de volledig in hout opgetrokken vakantiewoning Van Hoorebeke op de Zeedijk te Zeebrugge (1962). Beiden tellen als zeldzame voorbeelden van skeletbouwconstructies in priv woningen. Callebouts laatste grote werk was het Centrum voor Kunst en Kunstambachten Valerius De Saedeleer te Etikhove (1968-1970), een tentoonstellingsruimte met werkstudio die echter in 1975 wordt verbouwd tot woning.
Ronald De Meyer, Mil De Kooning, Laurence Vanackere, Hedwig Speliers, Gert Van Conkelberge, Van Hulle
Reference : 57907
Mechelen, aa50 / Vlees & beton, 1998 Hardcover in rood linnen band met opdruk, 164 pages, illustraties z/w, Vlees en beton. - Damme; vol. 35- 36 / NL Edition. ***** GENUMMERDE OPLAGE van 17 exemplaren; dit is nummer 5. ISBN 9090113452.
Peter Callebout studeert in 1937 af aan de Academie voor Schone Kunsten te Brugge en gaat als autodidact in de leer in het atelier van zijn vader, architect Ernest Callebout, met wie hij van 1934 tot 1952 samenwerkt. In 1939 wordt Callebout na het afleggen van examens geregistreerd als architect. Callebout vertegenwoordigt Belgi op het laatste CIAM-congres in Otterlo (Nederland) in 1959 en maakt in 1957 en 1960 deel uit van de jury van de Prijs van Rome. Hij gaat van 1960 tot 1962 een vennootschap aan met zijn leerling Fernand Sohier in 'Atelier CS', van 1967 tot 1970 is hij, als hoofd van een ontwerpatelier en docent constructie, verbonden aan de architectuurschool van La Cambre. Hij was lid van verschillende beroepsverenigingen, onder meer de Belgische Union of Designers en de Londense Architectural Association. Vanaf 1967 werkt hij samen met zijn voormalige stagiair Paul Vi rin. In 1969 verhuist Callebout naar Brussel, na zijn dood in 1970 worden onafgewerkte projecten verdergezet door onder meer architecten Willy Van Der Meeren, Jo l Claisse en Paul Vi rin. Filosofie, vormgeving, materiaalkeuze, interactie omgeving Callebout wordt door zijn tijdsgenoten beschreven als een dandy. Hij zag architectuur niet als een broodwinning maar als een creatieve levenswijze, waarbij hij enkel inging op interessante opdrachten. Essentieel daarbij was een nauwe relatie tussen architect, bouwheer en aannemer. Zijn bouwwijze wordt getypeerd door 'eenvoud', 'discretie' en 'raffinement'. De woningen vallen op door de nauwe verwevenheid van architectuur en landschap en een traditioneel materiaalgebruik met streekeigen materialen (hout, glas en baksteen). Het respect van de architect voor de omgeving en het streven naar integratie van het gebouw in het omringende landschap komt vooral tot uiting in zijn realisaties in de duinenverkaveling te Nieuwpoort-Bad. Callebouts oeuvre vat zich samen in rationele en streekeigen architectuur met uitgepuurde binnenruimten. Zijn ontwerpen kennen een belangrijke dialoog interieur-exterieur: de gevel als een gestileerde vertolking van de inwendige planopdeling, die op haar beurt inspeelt op de toevalligheden van de site. Plattegronden worden herleid tot een minimale compositie van lijnen, die in eerste instantie een maximaal ruimtegevoel uitdrukken. Naast het Mies van der Rohe adagium 'less is more' zijn in Callebouts oeuvre invloeden van Wrights organische architectuur en de traditionele Japanse en naoorlogse Scandinavische architectuur te onderscheiden. Tevens vallen gelijkenissen op met de Internationale Stijl, met o.m. architecten Marcel Breuer, en Richard Neutra. Callebout liet zelf geen schriftelijke bronnen over zijn architecturale opvattingen na. Wel publiceerde het tijdschrift "Plan" in 1964 een discussie met architecten Van der Meeren, Braem, en andere over de zin van architectuur, waarbij Callebout stelt: "Heeft architectuur nog zin?" en "Mijns inziens moet architectuur verdwijnen eer er weer van architectuur sprake kan zijn". Oeuvre Callebout liet een klein maar kwalitatief oeuvre na, bestaande uit een bescheiden aantal eengezinswoningen over heel Belgi , voornamelijk geconcentreerd in West-Vlaanderen. Voor een Belgische opdrachtgever ontwierp hij zelfs een vakantiewoning in de Provence. Het zijn kwalitatieve ontwerpen met een tijdloos karakter in hun eenvoud van compositie en materiaalgebruik. Zijn eerste persoonlijke werk is de woning van kunstenares Yvonne G rard in Namen (ontwerp 1949, uitvoering 1951), waar al de toon voor zijn later werk naar voor komt: gebruik van streekeigen materialen in een kwalitatief sober eigentijds ontwerp. In de periode 1955-1957 ontwerpt hij drie bel- tage woningen: woning Grauwels te Oostende (in samenwerking met R. Meyer), woning Pintelon te Oostende, woning Pauwels te Blankenberge (afgebroken). Voor deze laatste ontvangt hij de 'Speciale Prijs voor een bescheiden woning' in de wedstrijd van het Nationaal Houtvoorlichtingsbureau (1955). In Nieuwpoort tekent Callebout voor de Soci t Immobili re et Mobili re du Littoral (SIMLI) in 1955 het verkavelingsplan voor een villapark in de duinen, een organische aanpak die rekening houdt met het duinenreli f, maar die door de SIMLI echter niet wordt gevolgd. Callebout kan bij de projectontwikkelaar wel een zone voor 'moderne architectuur' afdwingen. Zijn utopie was een plaats te cre ren waar nationale en internationale vermaarde architecten konden experimenteren. In de periode 1955-1968 ontwerpt hij verscheidene perfect in de omgeving ge ntegreerde villa's en bungalows, waaronder een dubbele woning voor E. De Saedeleer (1955-1957), zijn eigen woning (1956) en vakantiewoning Six (1959). Deze huizen behoren tot zijn belangrijkste verwezenlijkingen, gekenmerkt door de nauwe verwevenheid van architectuur en landschap en het aanwenden van streekeigen materialen (hout, glas en baksteen) in grote platte en effen vlakken. Reeds op het einde van de jaren 1960 krijgt de wijk een voorbeeldstatus en wordt in binnen- en buitenlandse tijdschriften beschreven als een van de enige kwalitatieve verwezenlijkingen aan de Belgische kust. Meuris schrijft bij een artikel naar aanleiding van Callebouts dood over een bedevaartsoord voor jonge architecten: "... qui imposa le p l rinage de Nieuport de jeunes architectes". Architectuurkenner Bekaert stelt al in 1971 dat moderne Belgische architectuur uit de jaren 1950 gekenmerkt wordt door middelmatigheid en daartegen het werk van architecten als Callebout, Brodzki, Jacqmain afsteekt: "een verademing in vele opzichten betekent de vakantiewoonwijk die P. Callebout voor zichzelf en enkele vrienden te Nieuwpoort bouwde"... "vormt temidden van de krampachtige gezochtheid en de geestelijke bloedarmoede, een bijzonder verdienstelijk geheel". Typisch voor jaren 1950 is de interesse voor modules en dragende skeletconstructies. Callebout had een voorliefde voor hout en was sterk ge nteresseerd in industrialisatie, mechanisatie, automatisatie en rationalisering van het ontwerp- en bouwproces. Hij was ook ge nteresseerd in zuiniger grondstoffengebruik en de technische mogelijkheden van het hout voor toepassing in de bouw. Zo ontwikkelt hij prototypes voor houten prefab woningen die in 1956 en 1961 op het Internationaal Houtsalon van de Gentse Jaarbeurs worden voorgesteld. Samen met bevriend kunstenaar Marc Mendelson verzorgt Callebout de inrichting van paleis 2 op Expo 58, ter ondersteuning van de kunsttentoonstelling "50 ans d'art moderne". Zijn samenwerking met Fernand Sohier in 'Atelier CS' levert tweemaal een eerste vermelding op in de Prijs van het Nationaal Instituut voor Huisvesting: in 1962 voor de woning Lef vre te Sint-Kruis-Brugge (1961), in 1963 voor de volledig in hout opgetrokken vakantiewoning Van Hoorebeke op de Zeedijk te Zeebrugge (1962). Beiden tellen als zeldzame voorbeelden van skeletbouwconstructies in priv woningen. Callebouts laatste grote werk was het Centrum voor Kunst en Kunstambachten Valerius De Saedeleer te Etikhove (1968-1970), een tentoonstellingsruimte met werkstudio die echter in 1975 wordt verbouwd tot woning.
, Snoeck - Gent, 2023 Hardcover, 160 pages, Texte en Francais, 255 x 210 x 20 mm, NOUVEAU !, illustrations en couleur / n/b. ISBN 9789461618726.
Ll s'agit d'une r trospective sur le peintre Alexandre-Jean Dubois (Paris, 1790 - Versailles 1834). Cette exposition permet ainsi de mettre l'oeuvre presque inconnue de Dubois- Drahonet l'honneur par un choix de tableaux provenant de mus es fran ais et internationaux et de collections priv es. L'exposition illustre donc sa vie comme portraitiste mais met galement en exergue ses liens avec Versailles.
Kortrijk, KGOKK, 2016 Softcover,.
Zwikken Gravenkapel Kortrijk . De Gravenkapel te Kortrijk bezit naast de portretten van de graven van Vlaanderen, een prachtige reeks van kleine sculpturen die ingewerkt zijn in de verschillende boogtraveeen. Deze zwikken bieden niet alleen een bloemlezing uit de bekendste thema?s uit de religieuze iconografie, maar ook prachtige weergaves van meer wereldse taferelen zoals middeleeuwse riddertoernooien. De KGOKK bestudeerde de zwikken en liet ze in 3D scannen om zo de sculpturen bij een breder publiek bekend te maken. Zwikken in de Gravenkapel Een zwik is een gebeeldhouwde versiering in de bovenhoek van een nis. De Gravenkapel telt 51 nissen met de portretten van de Vlaamse graven van Vlaanderen. Boven elk portret zit er links en rechts een zwik in hoog relief. De 102 zwikken dateren uit 1372. Oorspronkelijk waren de sculpturen polychroom, maar nu zien we ze onder een laagje goudverf, aangebracht bij de restauratie van de kapel eind de jaren 1860. De 102 zwikken vormen als het ware een lang stenen stripalbum, bedoeld tot lering en vermaak van de gelovigen. Het gaat wel niet om een doorlopend verhaal. We tellen acht reeksen, met elk een eigen thema. Elke reeks ? op de laatste na - zit gevat tussen twee pijlers en telt 8, 10, 12 of 18 beeldjes. Vier ervan brengen een samenhangend verhaal. Het eerste verhaal, rechts van het altaar, is profaan: het gaat om scenes uit een ridderroman. Op de zuidermuur zie je drie religieuze reeksen: de mirakels van Sint-Nicolaas; bv. het mirakel van de drie kinderen die de slager had gedood (52 en 53); het leven van de H. Maria en het kind Jezus (de Geboorte (58), de Kindermoord (62 en 63), de Vlucht naar Egypte (64), enz.); het levensverhaal van de H. Willibrordus. Deze reeks loopt door op de westelijke muur. Vier andere reeksen hebben een wat vage thematische eenheid, meestal met moraliserende strekking. In deze reeksen komen nog al wat ?hybriden? voor: figuren die half mens half dier zijn, zoals een zeemeermin, een centaur, enz. Met deze beelden wilde men de gelovigen diets maken dat de zondige mens terugglijdt tot het dierlijk niveau. Zo toont een monnik met het achterlijf van een paard en vaag gesuggereerde genitalien, wat geilheid aanricht (18). Ook gekroonde en gemijterde koppen krijgen soms dierlijke attributen. De laatste zwik (n? 102), naast de deur, toont een gemijterde bisschop met vleermuisvleugels en klauwen. De boodschap is duidelijk: hoogmoed maakt machtigen soms tot monsters van de duisternis! De middeleeuwse clerus had blijkbaar geen probleem met zelfcensuur! De zwikken bestudeerd De beste beschrijving van deze zwikken tot hiertoe was van de hand van de h. L. Devliegher, ?De Onze-Lieve-Vrouwekerk te Kortrijk? (1973). Vic Nachtergaele, lid van Onthaal en Info van de O.L.Vrouwekerk en van de KGOKK, vroeg zich af of men meer kon achterhalen over de betekenis en de achtergrond van deze beeldhouwwerken. De heer Ronald Van Belle, iconoloog, was graag bereid zijn kennis ten dienste te stellen. Omdat de zwikken op 4 meter hoogte geplaatst zijn, is het als bezoeker moeilijk alle details te zien. Om meer inzicht te krijgen in de zwikken liet de KGOKK de zwikken in 3D inscannen door het Kortrijkse bedrijf Ten. Het resultaat van de studie kan je lezen in de Handelingen 2016
Hasselt, Provincie Limburg, 1994 Hardcover, 69 paginas, 17 x 23 cm, editie van 500 exemplaren.
EXPO Philippe Van Snick, Provinciaal Museum Hasselt 1994
Larousse 1992 1992 pages collection Textes essentiels. in-8. 1992. broché. 1992 pages.
Très bon état (TB) général
Angers, Lachèse et Dolbeau, 1891 in-8, 516 pp., frontispice, broché. Dos fendu. Rousseurs et feuillets jaunis.
- - VENTE PAR CORRESPONDANCE UNIQUEMENT