‎Michon Pierre‎
‎Les Onze.‎

‎Rapport fait à la Convention Nationale, au nom de la Commission des Onze, par P. C. Baudin, Député par le Département des Ardennes.‎

‎ A Moulins, chez les Associés Maine et Guinemant, An III, [1795] ; in-8. 34 pp.-1 f. bl., non cousus. ‎

‎"Le 4 floréal an III (le 23 avril 1795), la Convention nationale élit une Commission des Onze chargée de « préparer les lois organiques de la constitution ». Le député Baudin des Ardennes présente un rapport « sur les moyens de terminer la Révolution », dans lequel il préconise que les deux tiers des sièges au Conseil des Anciens et au Conseil des Cinq-Cents soient réservés à des membres de l'ex-Convention, soit 500 des 750 élus. Pour justifier ce décret des deux tiers, il explique que « la retraite de l'Assemblée Constituante vous apprend assez qu'une législature entièrement nouvelle pour mettre en mouvement une constitution qui n'a pas été essayée est un moyen infaillible de la renverser ». Le décret fut voté, avec la constitution, le 5 fructidor an III (22 août 1795). Décret et Constitution furent ensuite soumis à plébiscite, et adoptés, par le décret du 1er vendémiaire an IV (23 septembre 1795) portant la proclamation de l'acceptation par le peuple français de la constitution qui lui a été présentée par la Convention nationale".A la faveur de la suppression des Brevets et des lettres de Maîtrise lors de la Révolution française, se créent de nombreux ateliers d'imprimeurs-libraires souvent éphémères. Jean-Claude Maine reprend en 1794 l'imprimerie de Georges Boutonnet créée en 1790, dont il était le gendre depuis 1788. Il était originaire de Lyon. Il est d'abord qualifié de librairie (1790) et on le retrouve en janvier 1794, à 39 ans, exerçant la profession d'imprimeur. Il travaille en association avec Alexandre Guinemant en 1794 et 1795, puis avec Pierre François Vidalin de 1797 jusqu'à sa mort en 1798. Guinemant est originaire de Villeneuve-sur-Allier (Allier) om il fut baptisé le 1er avril 1757 ; il était le fils d'un chirurgien. En janvier 1788 il épouse à Moulins (paroisse Saint-Pierre), Gabrielle Deguise, fille d'un greffier ; il est alors qualifié de "secrétaire de l'intendance de Moulins". Il semble que son imprimerie soit rachetée par Toussain Desrosiers en 1804. (Dossiers BNF). ‎

‎Rapport fait à la Convention Nationale, au nom de la Commission des Onze, par P. C. L. Baudin, Député par le Département des Ardennes dans la séance du Ier Vendémiaire de l'an 4 sur la Convocation des Assemblées électorales. ‎

‎ A Moulins, de l'imprimerie de S. Bouchardon, [1795] ; in-8. 18 pp.-1 f. bl., non cousus. ‎

‎On ne sait pas grand-chose de Sébastien Bouchardon, il est installé en 1794 rue de l'Egalité à Moulins. On a conservé de lui que des impressions officielles commandées par la convention nationale entre 1794 et 1797. Le rapport de Baudin, fait suite à l'adoption par la Convention du principe des "deux tiers" des places d'électeurs réservées aux membres du Conseil des Anciens et du Conseil des Cinq-Cents pour élire la prochaine Constitution. Ce rapport va déclencher une insurrection royaliste le 13 Vendémiaire suivant (5 octobre 1795). ‎

‎La Parenté En Question. Onze contributions à la théorie Anthropologique‎

‎Paris Editions du Seuil (Coll. "Recherches anthropologiques") 1977 348 pages in-8. 1977. broché. 348 pages. In-8 broché (204x139 mm) 348 pages. Onze contributions à la théorie anthropologique. Couverture en bon état général avec des rousseurs au dos. Intérieur propre. Poids : 390 gr‎

‎La chasse au lion. Nouvelle édition avec onze dessins de Gustave Doré et un portrait de Jules Gérard.‎

‎Paris, Michel Lévy Frères, Libraires-Editeurs, 1874, in-12, demi-chagrin marron à dos long, 250 pages. Complet des onze planches dont l'une remontée sur onglet. Bon exemplaire. ‎

‎zintuiglijke beleving van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Antwerpen, ca. 1450-1566 Geleefd geloof: een musicologisch en kunsthistorisch onderzoek.‎

‎, Brepols, 2025 paperback, 388 Pages: 388 , 230 x 280 mm, 181 col. Illustrations:14 b/w, Language :Dutch. ISBN 9782503618760.‎

‎Dit boek is een liefdevolle poging tot reconstructie van de beleving van de kerkgangers in het verloren gegane interieur van de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwekerk, vanaf het midden van de vijftiende eeuw tot aan de Beeldenstorm (1566). Een verblufte Albrecht D rer bezong in 1521 de wonderlijke akoestiek van de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwekerk (kathedraal sinds 1559) en noteerde in zijn reisdagboek dat de moederkerk zo ontzettend groot is ?dat er veel missen tegelijk kunnen gezongen worden, zonder dat de een de ander hindert?. Maar enkele decennia later jeremieerde vermoedelijk Roger de Tassis, de tiende deken van de Antwerpse kerk, in een klachtenbrief over het onaangename klanklandschap ten gevolge van het ?rondwandelen in de kerk, tijdens de preek en de goddelijke diensten, hetgeen hier zo erg is dat sommige vreemdelingen die het zien, er om wenen? (1548/9). Papebrochius noteerde dan weer in zijn omvangrijke geschiedschrijving dat ?door de gewoonte om dagelijks de graven te openen om er lijken in te leggen, het [in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal] bijna altijd gevaarlijk was voor hen die zich zwaar of niet goed voelen; zozeer zelfs dat vele minder sterke lieden een afkeer hadden om naar de parochiekerken te gaan, vooral zwangere vrouwen? (zeventiende eeuw). Deze en vele andere terloopse opmerkingen van iedereen die de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwekerk binnenliep, worden voor het voetlicht gebracht. De verloren gegane pre-Tridentijnse aankleding van het interieur vormt het dynamische decor voor de zintuiglijke waarnemingen van de clerus en de stedelingen. Door de waarnemingen te relateren aan de breed verspreide kennis over het sensorium, wordt de gepercipieerde impact van de ervaringen in een groter, begrijpelijk geheel gebracht. Dit onderzoek beoogt geen exhaustieve en objectieve inventaris van de sociale interacties en de rituele handelingen in de laatmiddeleeuwse parochiekerk. Wel worden deze quasi anekdotische gegevens en subjectieve getuigenissen gebruikt om meer te achterhalen over de fysieke en spirituele beleving van de zogenaamde kerkelijke middengroepen tijdens de eeuw voor de Beeldenstorm. Dit paradigma wordt vervolgens gedissecteerd met het oog op de vertalingen naar de gebruikerscontext, de typologie en de iconografie van de liturgische objecten die in het gebouw circuleerden. Onderbelicht gebleven ornamenta sacra fungeren zo als onontgonnen spoor naar de documentaire waarde van het laatmiddeleeuwse beeld en het complex van religieuze overtuigingen onder de kerkgangers. Het proefschrift, dat de basis vormde voor deze publicatie, ontving de Prijs Vlaanderen voor Geschiedkundige Wetenschappen 2023, de Mgr. Charles De Clercq-prijs 2022 en de Olbrechts Prijs 2021. TABLE OF CONTENTS Verantwoording De mazen van het net Het decor van een dynamische geloofsbeleving De beroering van de kerkgangers Auditieve topografie Functies van geluid, beschouwd vanuit de altaarbel Intermezzo De tactiele ruimte De olfactorische ruimte De visuele ruimte Geleefd geloof in de O.L.V.-kerk: een zintuiglijk Gesamtwerk Appendix A: Kaart met plaatsaanduidingen en bisdommen in de Nederlanden (voor 1559) Appendix B: Oudste grondplannen van de O.L.V.-kerk met de stichters en hun altaren Appendix C: Paul Grebner, Carmen elegiacum de laude celeberrimae urbis Antverpiae (1562) Bibliografie‎